Vijfde Henri Nouwen Lezing |
Last modified: 01 January 1970 02:00:00 |
|
door Lytta Basset![]() Hebben wij het recht gelukkig te zijn?Als de vreugde zomaar komt dan stellen wij ons daar geen vragen bij. Het zijn magische momenten, ogenblikken van intens geluk, alsof de vreugde zomaar door het open raam komt binnenvliegen. Later kunnen we dan altijd nog zeggen, alsof we ons moeten overtuigen dat we toch weer met beide voeten op de grond moeten komen: in elk geval het was toch veel te mooi om lang te duren. Maar op het ogenblik zelf hebben wij ons niet de vraag gesteld of wij wel het recht hadden die momenten van geluk te beleven. Het kwam zomaar, onverwacht, het deed ons goed en we namen het aan zonder er bij na te denken. Maar wij mensen zijn heel goed in het weg drukken en duwen van gevoelens. Zelfs het gevoel van vreugde. Dikwijls zijn wij ons nauwelijks bewust van die vreugde want er is een in ons diepste wezen verankerde gewoonte om dat gevoel maar opzij te duwen. Waarom verbieden wij ons eigenlijk datgene wat je vreugde zou kunnen noemen? Misschien omwille van ons verleden. Ons verleden zoals het was, met de mensen uit onze naaste omgeving, een vader, een moeder, iemand anders met wie het niet goed ging waardoor we dachten dat wij het ons niet konden veroorloven blijmoedig te zijn. Misschien hebben we nog altijd diezelfde reflex. Het lijden van een ander is als een verbod dat op ons rust om echt van de vreugde te genieten. Misschien heeft die vorming van ons jaren lang geduurd en is die met de jaren nog sterker geworden. Hoe kun je gelukkig zijn als de wereld er zo slecht aan toe is? Het kan ook gebeuren dat we door een rouw getroffen worden, ja, dat iemands uit onze directe omgeving verdwijnt. Het gevaar is dan groot dat we dan nog meer gevoelens van schaamte hebben, van een slecht geweten en dat wij ons schuldig voelen. Misschien zeggen wij onder zulke omstandigheden tot ons zelf: " Ik heb niet het recht blij te zijn, want ben ik dat wel dan pleeg ik verraad tegenover diegene die is verdwenen". De paradox in de vreugdeDe vraag die wij ons vanavond stellen is dus heel duidelijk: zullen wij tot ons laatste dagen en voor immer en altijd onze vreugde laten gijzelen door hetgeen er is gebeurt. Misschien zeggen onszelf wel dat God ons die vreugde niet gunt. Alsof gelukkig zijn, als iemand uit onze omgeving het niet is, gelijk staat met God zelf beledigen. Om het verdringen van onze vreugde gevoelens nog verder te rechtvaardigen, brengen wij misschien ook nog in dat in geen enkel evangelie iets te lezen staat over de lach of de glimlach van Jezus. Er is in de evangeliën spraken van de bruiloft van Kanaän, van de vele maaltijden die Jezus nam met de belastingontvangers, met de farizeeërs, met intieme vrienden, met de grote menigte. Er zijn parabels vol met feestmalen. Er is het onderricht van Jezus over de vreugde van het Koninkrijk en over de vreugde van de hemelse relaties tussen mensen en met God. De Evangelies tonen ons de mensen zoon die deel heeft aan de vreugde van de mensen en die ervan geniet om met ander samen te zijn. Maar er is maar heel weinig spraken van Zijn eigen persoonlijke vreugde. Er is dan wel het evangelie van Lukas (10:21) waar Jezus het uit jubelt door of in de heilige adem en er is dan ook het evangelie van Johannes (11:14) waar Hij aan zijn leerlingen zegt: "Lazarus is dood, maar omwille van jullie verheug ik mij dat ik er niet was opdat jullie geloven". Neem we echter het evangelie van Markus, het oudste evangelie, dan valt het op dat daar nergens sprake is van Jezus zijn vreugde.De enige evangelist, die daar meerdere keren en uitdrukkelijk over spreekt is Johannes. Hij, Johannes, spreekt in dat zelfde evangelie over zich zelf als over de leerling, die Jezus lief had. Wil hij dan zeggen dat Jezus dan minder van de ander hield. Beslist niet. Denk maar aan de manier waarop Hij onvoorwaardelijk openstond voor Judas. Vooral in het Johannes evangelie blijkt dat. Maar de uitdrukking - de leerling, die Jezus lief had - doet mij veeleer denken dat Johannes ervoer dat hijzelf bijzonder door Jezus werd liefgehad. Het meest levendige getuigenis van woorden en de daden van liefde van de Meester - Jezus - vind je in het evangelie van Johannes. Die onvoorwaardelijke liefde heeft Johannes zo ondersteboven gebracht dat hij daarin de bron vond voor een onvervreemdbare vreugde. Toen Jezus op het punt stond te worden aangehouden om ter dood te worden gebracht, zei hij aan zijn vrienden: " Moge Mijn vreugde in jullie zijn en moge jullie vreugde volmaakt zijn". Er bestaat inderdaad wat je zou kunnen noemen een paradoxale vreugde. Als Jezus die zelf niet had meegemaakt ervaren en aangevoeld, hoe zou hij dan enkele uren voor zijn aanhouden - ja zelf tot drie keer toe iets dergelijk kunnen zeggen. Op dezelfde manier zijn er heel wat mensen die de vreugde van andere aanvoelen maar dat tot uitdrukking brengen door zelf verdrietig te zijn en te huilen. Zij weten heel goed dat verdriet niet altijd betekent dat je ongelukkig bent. Heb je verdriet uit medelijden, uit verbondenheid, vanwege de intense relatie, dan is het verdriet - paradoxaal - een heel zoete vreugde, die de stevigste voorstelbare band tot stand brengt tussen twee mensen. Als Jezus echt mens en niet alleen echt God was, dan moet hij toch ook iets erkend en ervaren hebben van dat verbod dat op de vreugde rust. Ik denk dat hij zich meer dan wie ook bewust is geweest van de ellende van zijn medemens. Hij zag toch ook al die andere blinden, melaatsen, verlamden, zwakzinnigen van Palestina. Al die mensen, die hij niet genezen had. Beter dan wie ook wist hij welk een afschuwelijk lijden hij zijn naaste vrienden ging aan doen door hen in de steek te laten om gekruisigd te worden. Toch zijn allen het er over eens dat van hem het gezag uitging van iemand die bij uitstek "vrij" was. Hij was iemand die gelukkig was dat hij de welbeminde zoon was van de vader van wie hij kwam en naar wie hij in vreugde terug keerde. De vreugde van Christus verpletterde niemand. Die vreugde schiep voortdurend plaats voor andere. Het dagelijkse mirakel van de ontmoeting, alleen dat mirakel, deed de verborgen parel van de vreugde ontdekken. Dat kon iedereen aanvoelen.Vandaag komt het ons toe hoe dat verbod, dat verbod op de vreugde, werkt. Waar komt het vandaan dat wij ons dwangmatig uitsluiten van het feest? Waar komt het vandaan dat wij niet willen slagen en op de vlucht slaan voor het geluk dat zich aandient? Hoe komt het dat wij onze vakantie er aan helpen om juist dan ziek te worden. Dus door telkens zo aan te leggen dat het mislukt, door er voor te zorgen dat een draaiboek in ons ook blijft werken. En dat draaiboek schrijft voor: Wat er ook gebeurt, het loopt verkeerd af. We kunnen hiervoor ondersteuning vinden in de geschiedenis en geschriften van de filosoof Kierkegaard. U weet wel dat Kierkegaard zijn verloving met Regina afgebroken heeft en daar heel ongelukkig is geweest en nooit begrepen heeft waarom hij zo handelde. Een verloren familieDe parabel van de verloren zoon (Lucas 15: 11-32) laat ons een familie waar ieder familie lid niet gelukkig wil zijn. Met heeft de hoofdstukken 15 tot en met 19 van het Lucas evangelie wel eens het evangelie van de "uitgeslotenen" genoemd. Er zijn natuurlijk de duidelijk zichtbare uitgeslotenen op het maatschappelijk vlak, maar daar kunnen we aan toevoegen diegene die zich zelf uitsluiten, omdat ze altijd het gevoel hebben dat zij uitgesloten zijn van de vreugde van het bestaan.In de parabel doet het gedrag van de vader en de zonen mij er aan denken dat de moeder, die nergens wordt vermeld, ofwel zo goed als dood is omdat nooit iemand over haar spreekt ofwel volkomen opgesloten zit in een ongelukkige situatie die van haar geschiedenis deel uitmaakt. Een ongelukkigheid, welke haar verhindert echt in contact te zijn met haar naaste omgeving. Hoe dan ook de relatie is dood. De hele familie disfunctioneert, verstikt door iets wat geen naam heeft, maar iedereen verhindert blijmoedig te zijn. Het vervolg van het verhaal laat zien in welke doodlopende straten je kunt terecht komen maar gaat verder en laat zien dat wij het recht hebben en het ons gegund is deel aan de vreugde te hebben . De jongste zoon sluit zich zelf uit de familie uit. Waarom? Omdat hij denkt door eigen inspanningen iets te kunnen verkrijgen. Wat wil hij verkrijgen: precies dat recht om gelukkig te zijn, dat niemand hem ooit heeft laten kennen. Hij neemt zijn erfenis mee, breekt alle banden met zijn familie en vertrekt. Wat doet hij op die manier: hij wil bewijzen dat de vreugde van het bezit de vreugde van het bestaan kan vervangen. Met als resultaat dat hij zich meer dan ooit uitgesloten voelt. Als ik naar de oudste zoon luister dan heb ik de indruk dat ook voor hem "gelukkig zijn" gelijk staat met bezitten. Achteraf vraagt hij een geitenbok en daarmee verwacht hij dat zijn vader hem zal uitnodigen gelukkig te zijn. "Aan mij heb je nog nooit een geitenbok te geven om een vrolijke feestmaaltijd met mijn vrienden te organiseren." Je voelt wat een gemis die oudste zoon heeft gekend en precies in dat gemis komt hij dicht bij het lijden van zijn jongste broer. Eigenlijk zegt hij "Niemand heeft mij ooit gezegend of goed over mij gesproken, zodat ik mijn leven kan leiden als vrij mens, gelukkig dat ik besta en besta zoals ik ben. Waarom is de oudste zoon duidelijker dan zijn broer? Het zou wel eens kunnen dat hij heeft aangevoeld dat zijn vader veranderd was, dat zijn vader opnieuw van start was gegaan en was begonnen de werkelijke vreugde te ervaren. Het is alsof precies daardoor hij in de spiegel kijkt. "Ik ben niet gelukkig en je hebt het mij niet gegund". Het is alsof de vader al ontvangen had wat de oudste zoon nog niet kan ontvangen. Wat is het geheim van de vader, dat hij met alle mogelijke middelen aan zijn zonen wil doorgeven? Volgens wat de knecht van de familie in de evangelietekst zegt heeft de vader zijn jongste zoon goed en wel "terug gekregen". Waar heeft hij hem terug gekregen: buiten, dat wil zeggen daar waar de zoon zich meer dan ooit buitengesloten voelde. Uitgesloten van een vreugde waarvan hij nog altijd dacht dat hij deze moest verdienen. Maar de vader had hem in de eerste plaats ontvangen in zijn binnenste. En ze waren elkaar eigenlijk ontzegbaar nabij in de pijn van hun beider berooidheid. Die nabijheid had de bron van de vreugde in hem aangeboord. Vanaf dat ogenblijk zal de vader door aan zijn zonen te zeggen "al wat van mij is, is ook van jou", nooit meer de gevangen zijn van zijn eigen pijn en verdriet. Vanaf dat moment zal hij nooit meer ontoegankelijk zijn voor zijn omgeving. Het is alsof zijn zonen aansluiten hadden gevonden bij hem tot in de diepste lagen van die pijn. Alles wat in mij is staat in contact met alles wat in jou is. Men kan zeggen dat hij het recht heeft verworven gelukkig te zijn. Hij heeft niets gedaan om dat te verdienen. Het is plots en onverwacht mogelijk geworden dat recht op geluk op zijn beurt aan zijn zonen door te geven. " Laat ons feest voeren en laten wij blij zijn", zegt hij. Noch het schuldgevoel van de een, noch de beschuldigingen van de anderen zullen hem ooit kunnen beroven van een vreugde die gebaseerd is op de nabijheid van zowel de een als de nabijheid van de ander, zoals zij zijn. Het verbod op vreugde is definitief opgeheven want zijn vreugde is zoals hij het uitdrukt: "Jij bent altijd met mij, zoals jij bent, ongelukkig of boos, schuldig of afwezig, ja zelfs als je dood bent". Gelukkig zijn zij, die…Christus staat ons toe de vreugde op ons af te laten komen terwijl geen enkel mens sterk genoeg is om zich los te maken van de ellende van de ander. Vreugde neemt in het onderricht van Christus een centrale plaats in. Negen manieren om gelukkig te zijn, gewone vaststellingen: Ze zijn gelukkig, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Ze zijn gelukkig, de zuivere van hart zijn, zij die een echt en onverdeeld hart hebben. Ja, zij zullen God zien, maar ze zien Hem ook nu al. Al die toekomende tijden die in de Griekse evangelietekst staan komen overeen met een werkwoordtijd die in het hebreeuws zowel over het heden als over de toekomst gaat. Het begint en het zal zich voortzetten. Dus helemaal geen vreugde zonder toekomst. Dat koninkrijk van de onzichtbare, die hemelse ervaring die ze nu al meemaken. De zaligsprekingen openen met een werkwoord in de tegenwoordige tijd: ja, het Koninkrijk der hemelen is en hoort aan hen in de tegenwoordige tijd. Hoe groter en dieper hun honger naar rechtvaardigheid wordt des te groter wordt in hen de vreugde van de ontmoeting met andere mensen. Wat ook de ervaring van onrechtvaardigheid mag zijn. Hoe is Jezus er in geslaagd het verbod op vreugde op te heffen. Hij sprak van uit zijn eigen ervaring. Hij was in de positie om goed te weten dat de mens niet de macht en de mogelijkheid heeft om zich zelf de vreugde te verschaffen. Het enige dat de mens kan is die vreugde te verstikken. Omdat hij dat zo goed wist heeft zij zijn onderricht doorspekt met het enige wat ons zin kan doen krijgen. Hij zag hoe mannen en vrouwen in hun dagelijks leven, die vreugde meemaakte, die vreugde die voor een ieder is bestemd. Zo zegt hij "Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien. Gelukkig zij, die luisteren naar het woord van God en die het woord onderhouden. Gelukkig de dienaars die de meester bij zijn terug keer wakker aantreft. Je zal gelukkig zijn omdat zij niets hebben om er tegenover te stellen. Gelukkig zij, die mogen aanzitten aan de maaltijd in het koninkrijk der hemelen. Gelukkig zij, die zonder gezien te hebben geloven en zonder te weten vertrouwen. Al die uitspraken van Jezus zijn evenzoveel manieren van Jezus om te zeggen als dat andere overkomt, waarom dat jou niet.Misschien lijkt dat op te gaan als je op God vertrouwt, maar wat als je in niemand meer gelooft en zeker niet en nog minder in een onzichtbare God? In dat geval rest er wat je in het leven nimmer en nooit kan voorzien. Wie had zich kunnen voorstellen dat de jongste zoon uit de parabel na al die jaren naar huis zou terug keren? Wie zou gedacht hebben, dat een vader, die zo oud was dat hij bijna niet meer spreken kon, die eigenlijk half dood was omdat hij nog maar nauwelijks contact had met andere, plotseling, onverwacht en van uit het diepste in hem, zou worden aangegrepen en zou worden overstroomd door vreugde en medelijden. Het gaat in deze parabel wel degelijk om een aardse vader, een man van vlees van bloed. Het is de eerste plaats gewoon een echt mens. Goed dan moge het zijn dat je niet meer in God gelooft, maar er zijn nog immer de andere mensen, heel wat. Niemand van ons wie of wat hij morgen of overmorgen zal tegenkomen. Als hij zich zelf laat ontmoeten dan zal zulk een ontmoeting wel zijn hele leven onderste boven kunnen halen. Vreugde ondanks alles, een moeilijk onderwerp. Je moet zoveel opruimen voordat je bij de bron terecht komt. Er zijn zoveel stoorzenders, die uit de lucht moeten, voor je de melodie kan horen. Er is geen recept om te genieten van de volkomen vreugde, dat wil zeggen de vreugde die vol gekomen is. De volheid van de vreugde die niemand die van ons kan afnemen, aldus Jezus. Maar er dan wel een eerste stap die je moet zetten en die wij ook vanavond kunnen zetten. Erkennen dat we die vreugde missen. Met heel ons wezen er naar verlangen die vreugde te vinden. Nooit en te nimmer dat verlangen opgeven. In ons gebed tot God zeggen; tot aan mijn laatste adem zal ik U die vreugde vragen. Want U hebt mij geschapen opdat ik mij zou verheugen, opdat ik blij zou zijn dat ik dit aardse leven ten volle mag leven. We naderen kerstmis. Misschien zijn wij niet meer degene die nog het een aan ander een kerstman gaan vragen. Maar Jezus moedigt ons aan te blijven vragen. Te vragen naar wat ons tot de werkelijke vreugde brengt. Vraag en je zult krijgen opdat Uw vreugde volkomen zij. Opdat uw vreugde tot volle bloei mag komen, volheid mag krijgen. Jezus ons zegt niet wat wij moeten vragen. Hij zegt ons: blijf in vragende afwachting naar de vreugde en u zult krijgen opdat Uw vreugde volkomen zal zijn. Ik wens U, samen met de vertaler, dat U deze vreugde, volkomen vreugde werkelijk mag ervaren in deze komende kersttijd. |