3e Henri Nouwen Lezing

Last modified: 01 January 1970 02:00:00



Actuele spiritualiteit
1 december 2001, Janskerk, Utrecht

door
Anselm Grün o.s.b.

de navolgende tekst is een vertaling door Louis ter Steeg van de voorlopige tekst van de lezing,waarvan Grün tijdens het uitspreken van zijn lezing mogelijkerwijs zal afwijken.

DE SPIRITUELE WEG ALS WEG NAAR GENEZING

De eigenlijke ziekte van de huidige mens bestaat voor de Zwitserse psycholoog Jung hierin, dat hij van zijn goddelijke oorsprong is losgesneden. De mens is van zichzelf vervreemd, ver verwijderd van zijn goddelijke natuur, van zijn ware wezen. Tegelijkertijd heeft hij het vermoeden dat er een andere dimensie bestaat, de dimensie van het spirituele, het transcendente, het goddelijke. Maar hij ervaart die niet in deze wereld. De woorden die over God gesproken worden, raken hem niet. Maar ook de woorden die van God afkomstig zijn, de woorden van de Heilige Schrift, bereiken hem niet. Als ze toch zijn hart treffen, blijven ze vluchtige vallende sterren op zijn weg door de duisternis. Maar ze veranderen zijn leven niet. Veel mensen zoeken tegenwoordig hulp in de psychotherapie, in het esoterische of in andere godsdiensten. Waarom gaan ze voorbij aan de spirituele wegen die het christendom hun aanbiedt? Hebben wij de juiste taal verloren of gaan wij de spirituele weg op een zo weinig overtuigende manier? Ik zou graag een paar gedachten naar voren willen brengen over de spirituele weg als weg naar genezing, zoals ik haar in de traditie van het christendom en vooral van het benedictijnse monnikenleven heb ervaren. Daarbij wil ik de spirituele weg niet gebruiken als middel voor iets anders. We gaan de spirituele weg niet in eerste instantie om gaaf en gezond te worden, maar om God te zoeken. Maar op deze weg van het zoeken naar God mogen we steeds weer heil ondervinden, omdat God de God van heil en van genezing is. Ik zal slechts vijf onderdelen van de spirituele weg belichten. Het zijn ook plaatsen voor Godservaring.


1. Gebed en zelfkennis

Het gebed, zoals de eerste monniken het hebben opgevat, was niet op de eerste plaats een gebed om genezing. Velen bidden tot God om zo vlug en pijnloos mogelijk van hun ziektes en vervelende symptomen als angst, depressie en rusteloosheid bevrijd te worden. Ze gebruiken God ten eigen bate. Hij moet als een grote genezer en tovenaar met hen bezig zijn zonder dat zij er zelf iets voor hoeven te doen. Bidden betekent echter op de eerste plaats dat ik mijn leven aan God voorhoud. Ik kan niet tot God bidden zonder mijn eigen werkelijkheid onder ogen te zien. In het gebed word ik geconfronteerd met mijn schaduwzijden, mijn verdrongen woede, mijn teleurstelling, de kwetsuren die ik in mijn leven heb opgelopen, mijn angst, mijn ontevredenheid, mijn verdriet, mijn eenzaamheid. Bidden betekent voor mij dat ik God laat zien hoe ik in werkelijkheid ben. Alleen als ik mezelf laat zien zoals ik ben, zal ik in het gebed innerlijke vrede en rust ervaren. Wat ik voor God verborgen houd, kom ik tekort aan eigen levenskwaliteit. Ik kan God niet ervaren als ik Hem alleen mijn vrome kanten laat zien. Als iemand mij vertelt dat hij van God niets merkt, vraag ik hem altijd: merk je wel iets van jezelf? Je kunt helemaal niets van God merken als je jezelf niet ziet, als je alleen je verstand aan God laat zien. Laat God ook je donkere kanten zien; dan zal er tussen jou en God een wisselwerking zijn.
Als ik alles wat er in mij is aan God laat zien, mag ik ervaren dat ik onvoorwaardelijk door God bemind word. Ik ervaar Gods genezende en liefhebbende aanwezigheid die mij omsluit. God beoordeelt en veroordeelt mij niet en bevrijdt mij daardoor van de oordelende instantie in mijzelf, van het uiterst kritische Über-Ich, dat alles in mij beoordeelt. Bidden betekent alle oordelen laten varen en in kinderlijk vertrouwen mijn leven aan God laten zien. Dan leef ik niet onder de druk dat ik absoluut van mijn angst af moet, dat ik al mijn gebreken moet overwinnen. Ik weet me door God aanvaard. Dat help mij mezelf te leren aanvaarden en lief te hebben. En het stemt mij ook deemoedig. Deemoed, humilitas, is de moed de eigen menselijkheid te aanvaarden. Zij is voorwaarde voor echte Godservaring. Ze is de wezensnoodzakelijke instelling op de spirituele weg. Als ik mij geheel en al door God bemind weet, word ik in mijn innerlijke verscheurdheid al gaaf en genezen. Gods liefde houdt het verscheurde en weerbarstige bijeen. Als ik Gods liefde met mijn wonden in aanraking breng in plaats van er zelf steeds maar weer in te wroeten, dan kunnen de wonden helemaal genezen. Er is tegenwoordig een tendens heel agressief met zijn wonden om te gaan, ze allemaal te analyseren, bloot te leggen, eraan te werken. Het gebed is een mildere weg. Ik bekijk mijn wonden zonder ze open te krabben. Ik vertrouw erop dat Gods genezende liefde mijn wonden aanraakt en doordringt. Dan ervaar ik me met mijn wonden als genezen en heel.

Anselem Grun


2. De ervaring van de inwendige bron

Veel mensen klagen tegenwoordig dat ze gestresst zijn, opgebrand en uitgeput. Voor mij is stress altijd een spiritueel probleem. We werken teveel op eigen kracht. Bidden is de weg naar de inwendige bron. In ons borrelt de bron van de Heilige Geest. Als ik met deze bron in contact ben, als ik vanuit die bron werk, dan kan ik veel werk verzetten zonder uitgeput te raken. Want de bron in mij is onuitputtelijk, omdat ze goddelijk is. Veel mensen zijn uitgeput omdat ze werken vanuit verkeerde leefpatronen. Ze werken onder het motto: "Hopelijk doe ik alles goed. Hopelijk maak ik geen fout. Hopelijk krijgen we geen ruzie". Met zulke leefpatronen zijn we gauw buiten adem en opgebrand.
In de opvatting van Evagrius Ponticus leidt het gebed ons binnen in de innerlijke ruimte van de stilte. Evagrius noemt deze ruimte ‘plaats van God’, omdat God zelf daar woont, en ‘Jerusalem’, omdat het een plaats van vrede is. In ons – zo zegt ons de mystiek – is er al een plaats waar het volkomen stil is, waar God al in ons is. Maar wij zijn van deze stille ruimte gescheiden. Het lawaai van binnen en van buiten, onze zorgen en problemen liggen als een dikke betonlaag tussen ons hart en deze inwendige plaats van stilte. In het gebed dringen we door deze betonlaag heen om binnen te gaan in deze inwendige ruimte. Daar waar God in ons woont hebben de mensen geen toegang, daar raken ons de oordelen en veroordelingen niet, evenmin als de wensen en verwachtingen, de afwijzingen en de kwetsuren. Daar zijn we ongeschonden en gaaf. Ondanks onze angsten mogen we binnen in ons ervaren, dat ons eigenlijke zelf ongeschonden en gaaf is. Het is onkwetsbaar. De kwetsuren betreffen alleen onze emoties, maar niet ons ware zelf, niet het inwendige beeld dat God zich van ons gevormd heeft. Het gebed is de weg naar de inwendige ruimte van het heil. In de Oosterse kerk is vooral het Jezusgebed de weg om de diepte van het hart te bereiken waarin Christus zelf woonachtig is. Het is een ruimte van mildheid en barmhartigheid, van liefde en vrijheid. Daar hebben ook de eigen schuldgevoelens geen toegang. Daar zijn we schoon en zuiver, vlekkeloos. Dat laat de kerk ons weten op 8 december in het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen, die immers beeld is voor ons door Jezus Christus verloste mensen.


3. De omvorming van mijn wonden

Ieder van ons draagt wonden met zich mee. Iedereen is in de loop van zijn leven gewond geraakt. Tegenwoordig blijven veel mensen steeds met hun wonden bezig. Ze kunnen het niet laten alle kwetsuren uit hun kinderjaren op te sporen om ze vervolgens te kunnen verwerken. Daar zit de gedachte achter van perfectie en prestatie. We denken dat we alle wonden moeten wegwerken, al het ziekmakende moeten uitroeien. Maar deze weg leidt naar een impasse. Ons verzoenen met onze kwetsuren is de christelijke weg. Voor Hildegard von Bingen bestaat de kunst van de menselijke zelfwording daarin, dat onze wonden tot parels worden omgevormd. Hoe is dat mogelijk?
De omvorming van mijn wonden tot parels betekent voor mij op de eerste plaats dat ik mijn wonden als iets kostbaars beschouw. Daar waar ik gewond ben, ben ik ook gevoelig voor mijn medemensen. Ik begrijp ze beter. En waar ik gewond ben, raak ik mijn eigen hart, mijn eigenlijke wezen. Ik geef de illusie op dat ik volkomen gezond en sterk en volmaakt ben. Ik realiseer me mijn gebrokenheid. Dat houdt me vitaal en maakt me menselijker, barmhartiger en milder. Daar waar ik gewond ben, ligt ook mijn schat. Daar kom ik in aanraking met mijn eigenlijke zelf en met mijn roeping. Daar ontdek ik ook mijn capaciteiten. Alleen de gewonde dokter is in staat te genezen. Dat wisten de Grieken al.De omvorming van wonden tot parels betekent voor mij echter nog iets anders. De kostbaarste parel die we in de akker van ons leven zoeken moeten is God. Voor mij zijn de wonden de eigenlijke plaats van Godservaring. Wat is daarmee bedoeld? Mijn wonden leiden me naar God. Ik neem mijn angst als voorbeeld. Als ik me tegen de angst verzet, zal ik er steeds door achterna gezeten worden. Als ik tegenover God met mijn angst in gesprek ga en haar toelaat, als ik naga waar ik precies bang voor ben, wat de kern van mijn angst is dan dring ik steeds dieper door in mijn angst. En op de bodem van mijn angst zal ik een diepe innerlijke vrede ervaren. Op de bodem van mijn angst zal ik God ervaren als degene die mij aanvaardt met mijn angst. Ik ben met mijn angst in Gods goede hand. Zo gaat het ook met mijn overgevoeligheid: ik erken ze. Ondanks mijn spirituele weg ben ik nog steeds overgevoelig voor kritiek, afwijzing, niet gezien worden. Als ik me daarmee verzoen, leidt mijn overgevoeligheid me steeds dieper mijn gewonde hart binnen dat verlangt naar liefde, naar onvoorwaardelijke aanvaarding. Dan krijg ik op de bodem van mijn gewonde hart een vermoeden van God als degene die zijn vaderlijke en moederlijke hand boven mij uitgestrekt houdt, die mij teder aanraakt en mij zegt: "Ík ben bij je. Je hoeft helemaal niet zo sterk te zijn als je graag zou willen. Je bent goed zoals je bent. Juist als deze mens ben je voor mij waardevol. Precies zo ben je mij lief".
Een ander voorbeeld is de depressie waaronder tegenwoordig zoveel mensen lijden. Velen zien in depressieve gevoelens al een ziekte waar ze zo vlug mogelijk van af willen. Ze bestrijden hun depressieve gevoelens. Maar daarmee sluiten ze de weg af naar nu eigen diepte en naar God. We hebben het niet voor het uitkiezen of we aanleg hebben voor depressiviteit of niet. Maar als ik depressief ben, gaat mijn weg naar God niet aan mijn depressiviteit voorbij, maar er doorheen. De depressiviteit ontneemt mijn ego de illusie dat ik altijd goed gehumeurd ben, dat ik alles positief kan zien, dat ik mijn leven in de greep heb. Er is in mij een gewonde plek, een Achilleshiel. Ik hoef ze niet toe te dekken en af te schermen. Ze is precies de toegang naar God. Juist daar kan ik God ervaren. En als ik God ervaar, als ik met mijn wonden één word met God, dan is deze eenheidservaring tegelijkertijd ervaring van heil. Want een-zijn is immers heel zijn, gaaf zijn. De eigenlijke genezing van de mens bestaat daarom voor mij in de ervaring van God. En deze ervaring kunnen we niet afdwingen. We kunnen ons ervoor klaar maken. Maar God blijkt steeds weer verrassend. We mogen daarvan uitgaan en erop vertrouwen dat God zich laat zien, ook al gaan we nog zozeer gebukt onder onszelf en onze situatie. Als we God ervaren, zijn we een. Maar in het volgende ogenblik zullen weer het ver zijn van God ondergaan. Dan voelen we ons weer verscheurd. In deze spanning moeten we leven: tussen het nabij zijn en het ver zijn van God, tussen genezen zijn en ziek zijn, tussen licht en donker, tussen kracht en machteloosheid, tussen liefde en leegte.

Janskerk Utrecht


4. Genezende rituelen

De christelijke traditie heeft ons niet alleen wegen tot genezing gewezen, maar ook wegen waarlangs we gezond kunnen leven. Geestelijk leven was altijd ook de kunst gezond te leven. Een wezenlijk aspect van deze christelijke diëtetiek (=de kunst gezond te leven) is het genezende ritueel. Rituelen openen de hemel boven het vaak grauw bewolkte leven van alledag. Ze bezorgen ons middenin onze twijfel aan onszelf en ons leven de zekerheid dat ons leven zal slagen. Rituelen zijn steeds iets tastbaars. Ik neem een kaars en steek ze aan. In de ochtend maak ik een gebaar en stel me daarin voor God. Ik neem een kruis in de hand en houd me daaraan vast. Jakob zalft de steen waarop hij geslapen heeft en over de ladder naar de hemel gedroomd heeft. Hij gaat er zachtzinnig, behoedzaam en aandachtig mee om. Het eenvoudige, harde van de steen wordt teken van de tedere liefde van God die hem omringt. Jakob kiest de steen als gedenkteken. Rituelen brengen ons in herinnering dat God midden in het leven van alledag bij ons is en met ons meegaat. In het ritueel komt God in ons innerlijk. De genezende en liefhebbende nabijheid van God wordt ons te binnen gebracht; ze bereikt het binnenste van ons hart.
Rituelen brengen orde in ons leven. Juist als de ziel ongestructureerd is, b.v. bij borderline-persoonlijkheden die innerlijk verscheurd zijn, kunnen rituelen een genezende uitwerking hebben. Ze scheppen orde in de ziel. Ze geven houvast aan depressieve mensen. Rituelen geven me het gevoel dat ik zelf leef en dat het moeite waard is te leven, omdat mijn leven een feest is, een feest van eenwording met God. En rituelen maken mij duidelijk dat mijn leven waardevol en zinvol is. Voor mij is een belangrijk ritueel dat ik ‘s morgens de handen ten hemel hef om mij te doen beseffen dat het deze dag niet aankomt op wat ik presteer. Wie ik ben wordt niet bepaald door mijn afspraken; ik zou graag de hemel boven de mensen willen openen. Het is de moeite waard deze dag te leven. Ik zou graag mijn heel persoonlijke spoor in deze wereld willen trekken. Alleen als mijn leven zinvol is, kan het ook tot heelheid komen.


5. Liturgie en kerkelijk jaar

In iedere liturgie mogen we genezing van onze wonden ervaren. Als we nu met elkaar bidden, zingen en zwijgen, helpen we elkaar de aanwezige God te vermoeden en te bespeuren. We worden omgeven door Gods genezende aanwezigheid. Ze is een genezende ruimte waarin ons hart tot rust kan komen. Speciaal in de eucharistieviering mogen we ervaren dat Jezus Christus onze wonden geneest. In de communie raakt Jezus ons precies zo aan als Hij tweeduizend jaar geleden de zieken heeft aangeraakt. Als ik door mijn angst verlamd bij hem kom, zegt Hij mij in de communie:"Sta op, neem je bed op en wandel". Als ik net als de vrouw die aan bloedvloeiing leed bij hem kom, opgebrand, opgebruikt, leeg en vol wanhoop, omdat niemand mij de aandacht schenkt waar ik zozeer naar verlang, dan raakt Hij mij aan en zegt mij: "Goed dat je er bent. Ga heen in vrede. Je bent genezen, je wordt bemind. Aanvaard de liefde die je van mij uit, maar ook vanuit je broeders en zusters tegemoet stroomt".

C.G.Jung noemt het kerkelijk jaar een therapeutisch systeem. Het is een weg van genezing, een weg waarop we alle hoogten en diepten van ons menszijn doorlopen in de zekerheid dat Christus op onze wegen met ons meegaat. Op de feesten van het kerkelijk jaar laten we Christus al onze wonden zien opdat Hij ze geneest. Juist nu, in de Adventstijd, mogen we de genezende kracht van het kerkelijk jaar ervaren. De Adventstijd is de tijd om onze verslavingen om te vormen in verlangen. Veel mensen in onze tijd lijden aan verslavingen, niet alleen aan drugs- en alcoholverslaving, maar ook aan verslaving aan spel, erkenning, werk, relaties en meetellen. Verslaving is altijd verdrongen verlangen. De Adventstijd wil ons met ons verlangen in contact brengen. Het verlangen is het waardevolste dat de mens in zich meedraagt. Het is het anker dat God in ons hart geworpen heeft om ons eraan te herinneren dat ons hart alleen in Hem tot rust komt. Met het verlangen is er al iets in ons dat boven deze wereld uitgaat en waarover de wereld daarom geen macht heeft. Het verlangen maakt de mens heilig. Voor de mens die met zijn verlangen in contact staat, worden problemen, ziektes en kwetsuren betrekkelijk. Hij merkt zelfs dat alles waaronder hij lijdt zijn verlangen nog aanwakkert. In zijn verlangen kom hij met God in aanraking. Het verlangen is het spoor van God dat God zelf in ons hart gelegd heeft. Als we ons verlangen bespeuren, bespeuren we God; dan ervaren we God midden in de kou en de duisternis van deze wereld.

Met Kerstmis vieren we ons eigen begin. Christus wordt in ons geboren. Door de viering van Christus’ geboorte kunnen we in contact komen met het goddelijk kind in ons, met het onvervalste en ongeschonden beeld dat God zich van ons heeft gevormd. Kerstmis wil zeggen: we zijn niet vastgelegd op ons verleden, op de geschiedenis van onze kwetsuren, van ons falen, van de breuken in ons leven. God zelf viert met ons een nieuw begin. God zelf wordt in ons geboren. En daar waar God in ons geboren wordt, wordt alles goed; daar wordt de stal in ons verlicht, daar wordt het arme rijk, het verlatene omhelsd, het gewonde genezen.


De tekst van de lezing zal zowel het Duits als in het Nederlands worden gepubliceerd in de medio maart uitkomende Nieuwsbrief van de HENRI NOUWEN STICHTING, welke nieuwsbrief wordt toegezonden aan donateurs van de Stichting. U kunt de nieuwsbrief ook bestellen door overmaking van EUR 4,- op rekening 43.53.67.544 t.n.v. HNS, Rotterdam onder vermelding " toezending nieuwsbrief 3.1". Vermeld wel leesbaar uw naam en adres.